Utrecht - Domplein 31 - graven keizer Koenraad de 2e en keizer Hendrik de 5e0000.0013

 

 Vervolg literatuur

 

- Kam, René de & Frans Kipp & Daan Claessen, De Utrechtse Domtoren. Trots van de stad. Utrecht (Matrijs), 2014. [544 blz. ISBN 978.90.5345.4671]. Hierin "keizer Koenraad II": blz. 29 ("Naast Koenraad II zou in 1125 ook keizer Hendrik V in Utrecht overlijden en worden bijgezet in de romaanse Dom. Aanvankelijk rustten hart en ingewanden van beide keizers in een monumentale graftombe in de viering van de Dom. Na de afbraak van het romaanse transept die in 1460 begon, zijn de keizersgraven verplaatst naar het koor voor het hoogaltaar. Sinds die tijd worden de graven door zes kleine tegeltjes met wapens en inscripties gemarkeerd." Het jaartaltegeltje wordt niet beproken.)

- Penders, Jean, "De keizerssteentjes in de Dom van Utrecht. Bewijzen voor de verplaatsing in 1475 van de resten van keizer Koenraad II en Hendrik V". In: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland [ISSN 1872.602.X], 05-2016 [nr 60], blz. 54-58

        (deze tekst in Nederlands, PDF, 2,5 MB)

        (dieser Text auf Deutsch, PDF, 2,5 MB)

- Vliet, Kaj van, "Driehonderd kaarsen in een snoekenbek. Bijzondere notities op een fragment van een elfde-eeuws missaal uit de Utrechtse Dom". In: Jaarboek Oud-Utrecht, 2018, blz. 6-21 (Hierin onder 'Notitie C: vijf schenkingen van bisschop Bernold' op blz. 12-13: 'Derde en vierde schenking: twee kroonluchters': "De tweede lichtkroon wordt in verband gebracht met keizer Hendik III. Hij zou de kroonluchter aan de Dom met instemming van de bisschop hebben geschonken, ongetwijfeld ter opluistering van het keizersgraf midden in het koor, waar in 1040 de ingewanden van zijn vader waren bijgezet". De schenking dateert van na Kerst 1046.
"Van Cauteren argumenteerde dat deze [lichtkroon] midden in de viering, boven het keizersgraf moet hebben gehangen - een situatie vergelijkbaar met die in de palzkapel in Aken")
"De Utrechtse kroon zou uit twaalf facetten hebben bestaan, met twaalf torens of poortgebouwtjes op de hoeken, als verwijzing naar de twaalf apostelen en de twaalf poorten van de hemelse stad Jeruzalem. Dat er bij het keizersgraf in Utrecht dag en nacht licht moest branden, was in 1125 bepaald door keizerin Mathilde na het overlijden van haar echtgenoot Hendrik V. De ingewanden van deze keizer werden net als die van zijn overgrootvader in de tombe in het koor van de Utrechtse Dom geplaatst, wat de bijzondere status van deze Dom als grafkerk van de Saliërs bevestigde."

 

- Tenhaeff, N.B., Bronnen tot de bouwgeschiedenis van den Dom te Utrecht. Tweede deel, eerste stuk: rekeningen 1395-1480. Deel in de serie 'Rijks Geschiedkundige Publicaties', nr 88. Uitgegeven vanwege de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. 's-Gravenhage (Nijhoff), 1946. [696 blz. ISBN -]. Hierin in "Rekening van den fabriekmeester, Dirc Uterweer; 1474, Maart 1 - 1475, Maart 1": blz. 495 ( ("In Novembri). [...] Item dedi 6 laboratoribus pro portitura van 1150 estricken van harden steen blavei et albi coloris ad fossata usque ad loedzam nostram, simul: 6½ st".
Opmerking: dit transport, in november 1474, van de gracht naar de bouwloods van deze 'blauwe' en 'witte' tegels kan de zwarte hardstenen tegels en de gele Gobertange tegels betreffen, waarvan gelegd werd de vloer (of een soortgelijke) waarin de keizerstegels hun plaats vonden. Indien deze partij voor het koor bestemd was, waar de tegels 27 x 27 cm zijn (vlg Haslinghuis, 1965, blz. 370), dan kan daarmee maar 83,8 m2 bevloerd worden - jp1015)